Vredige muziek van een botte componist
Van componisten van kerkmuziek die vakkundig serene en vredestichtende teksten op prachtige muziek zetten, verwachten we dat het ook vrome en irenische mensen zijn, maar dat gold in ieder geval niet voor Edward Cuthbert Bairstow (1874-1946) die eerst organist en choirmaster was in London, Wigan en Leeds en van 1913 tot zijn dood in 1946 organist was van York Minster. Hij studeerde orgel in Oxford, London (Westminster Abbey) en Durham. Bairstow stond bekend om zijn laksheid en hij kon bijzonder grof zijn, reden waarom hij bij veel mensen niet zo populair was. Hem werd vriendelijk verzocht om het voorbeeld van zijn voorganger Thomas Tertius Noble te volgen en te verhuizen naar de Verenigde Staten, maar zijn antwoord daarop was dat hij nog liever bij de duivel op bezoek ging dan te vertrekken naar de VS. In Yorkshire, waar hij woonde, was hij goed bevriend met Charles Harry Moody, de net zo botte organist van Ripon Cathedral. Ook het aanbod om de organist van Westminster Cathedral op te volgen wees hij af. Niettemin werd hij benoemd tot professor of music in Durham, maar daarvoor verhuisde hij ook niet naar die plaats: één college per jaar was voldoende om deze baan te behouden en zo kon hij rustig in York blijven wonen. In 1932 werd Bairstow zelfs tot ridder geslagen.
De Schola Davidica zingt in de Choral Evensong van 23 september de anthem ‘Save us, o Lord’, waarschijnlijk het meest geliefde werk van Bairstow. Het werd gecomponeerd voor het Festival van de Wigan en District Church Choral Association in november 1902, toen hij organist was van de Parochiekerk van Wigan. Deze relatief vroege compositie toont zijn beheersing van een vloeiende stijl waarin de muzieklijnen uit elkaar stromen, wat het best tot uitdrukking komt in de openingsorgelintroductie, de opeenvolgende koorinzetten en in het inpassen van deze stijl in de centrale fuga. Zo ontstond een compositie die een grote rust en vrede uitstraalt, volledig in overeenstemming met de inhoud van de tekst, al lijkt dat nog zo in tegenspraak met het karakter van de componist.
De Canticles (‘Magnificat’ en ‘Nunc dimittis’) in deze Choral Evensong zijn van Bairstows voorganger in York, Thomas Tertius Noble. De compositie werd gepubliceerd in 1898 toen Noble organist was in Ely. Hoewel hij in eenvoudige, syllabische stijl schrijft, benadert Noble de woorden zeer expressief en bereikt hij muzikale verscheidenheid door steeds vocale klanken en kleuren af te wisselen; eenvoudige éénstemmige passages contrasteren met die van complexere akkoorden, en lang aanhoudende frases voor trebles (jongensstemmen) worden afgewisseld met die voor de drie lagere stemmen. Het orgel speelt een puur begeleidende rol; het is harmonisch ondersteunend, maar vertoont weinig ritmische of melodische onafhankelijkheid.
Het koorgebed in deze eerste Choral Evensong van dit seizoen is ‘Ubi caritas’ van de jonge Noorse componist Ola Gjeilo. Reeds op de middelbare school was hij onder de indruk van dit werk geschreven door Maurice Duruflé en het bleef altijd zijn favoriete koorwerk. Toen hij later zelf deze oude Latijnse woorden op muziek zette, liet hij zich beïnvloeden door de manier waarop Duruflé de tekst benaderde, maar liet hij zich niet zozeer inspireren door de oude Gregoriaanse melodie als wel door de sfeer van de tekst zelf. De opbouw van de muziek en de dynamiek van de woorden komen wel weer overeen met zijn grote voorbeeld.
De psalmchants zijn van Aston en Walmisley. De samenzang komt uit Taizé en het Nieuwe Liedboek
Wees welkom in de eerste Choral Evensong van dit nieuwe seizoen op zondag 23 september om 17.00 uur in de Utrechtse Janskerk en kom ook genieten van deze prachtige en vreedzame klanken aan het einde van de vredesweek.
De Schola Davidica staat onder leiding van Daniël Rouwkema, het orgel wordt bespeeld door Jan Hage.
Aanvang is 17:00 uur, de kerk is open om 16:30 uur.
Toegang is gratis, er is een collecte bij de uitgang.